Basisschoolleerlingen presteerden vorig jaar minder goed op het gebied van taalvaardigheid en rekenen. “De coronacrisis heeft geleid tot vertraging in de ontwikkeling van veel leerlingen”, schrijft de Inspectie voor het Onderwijs in het rapport de Staat van het Onderwijs.
Volgens de inspectie kan ruim een kwart van de scholieren op basisscholen niet schrijven op het minimaal vereiste basisniveau. Ook rekenen gaat niet goed. “Jaarlijks halen ongeveer 50.000 groep 8-leerlingen niet het streefniveau dat ze wel zouden moeten halen. Basisschoolleerlingen hebben minder progressie geboekt dan de jaren ervoor. Dit geldt voor zowel rekenen/wiskunde, spelling als voor begrijpend lezen”, stelt de onderwijsinspectie.
De instantie wijst erop dat al voor 2020 een te grote groep leerlingen onvoldoende taalvaardigheid, rekenvaardigheid en ook maatschappelijke competenties beheerste. “Deze leerlingen lopen daarmee het risico om uiteindelijk laaggeletterd of -gecijferd het onderwijs te verlaten.”
Het gebrek aan taal- en rekenvaardigheid werkt volgens de inspectie door in alle lagen van het onderwijs, van mbo tot hbo en wetenschappelijk onderwijs. Zo sloot bijvoorbeeld het taalonderwijs Nederlands niet aan bij wat er in de studie verwacht werd en moest 5 procent van de ouderejaarsstudenten bijles nemen.
De inspectie constateert ook dat door de scholensluiting afgelopen jaar de kansongelijkheid in het onderwijs groter is geworden. “Een belangrijke factor daarbij was de mate waarin ouders in staat waren hun kinderen te helpen met het huiswerk. Hoger opgeleide ouders zijn hier in de regel beter toe in staat dan lager opgeleide ouders.” Daarbij speelt armoede in het gezin ook een rol, soms is er geen geld voor een noodzakelijke eigen laptop of tablet voor deze leerlingen.
De Inspectie voor het Onderwijs ziet ook dat veel minder leerlingen bleven zitten vorig jaar. Dat geldt voor alle schoolsoorten en leerjaren. Volgens de inspectie komt dat onder andere door soepelere overgangscriteria die scholen hanteerden als gevolg van de coronacrisis.
Afgelopen jaar bleven ongeveer 30.000 leerlingen zitten (4,2 procent). In 2019 waren dat er 45.000, ofwel 6,3 procent. “Vooral in leerjaar 3 van de havo en het vwo was er een afname: daar halveerde het aandeel zittenblijvers”, aldus de inspectie. Ook onder leerlingen met een niet-westerse migratieachtergrond daalde het aandeel zittenblijvers: 4,5 procent in 2020 ten opzichte van 7,2 procent in 2019.
In het rapport staat ook dat er afgelopen jaar veel minder scholieren van school zijn gezet. In het schooljaar 2019/2020 werden 4107 leerlingen geschorst en 150 werden van school verwijderd. In het jaar daarvoor ging het om 5228 schorsingen en 186 verwijderingen. “Deze afname, bij alle schoolsoorten, komt waarschijnlijk door de periode van scholensluiting en de gedeeltelijke herstart van het onderwijs daarna”, schrijft de inspectie. Vmbo’ers werden vorig jaar het meest naar huis gestuurd.
Dit artikel is afkomstig van onze landelijke nieuwssite Nieuws.nl/ANP.